vrouw
vrouw (Niederländisch)
Bearbeitenf | Singular | Plural
|
---|---|---|
Wortform | de vrouw | de vrouwen
|
Diminutiv | het vrouwtje | de vrouwtjes
|
Worttrennung:
- vrouw
Aussprache:
Bedeutungen:
- [1] erwachsener Mensch weiblichen Geschlechts
- [2] Ehefrau
- [3] Dame, Königin in einem Kartenspiel
- [4] Besitzerin eines Hundes (vrouwtje)
Männliche Wortformen:
- [1, 2] man
Verkleinerungsformen:
- [1] vrouwtje
Beispiele:
- [2] Heeft u al mijn vrouw leren kennen?
- Haben Sie schon meine Frau kennengelernt?