m, f Singular Plural

Wortform de muilpeer de muilperen

Diminutiv het muilpeertje de muilpeertjes

Worttrennung:

muil·peer , Plural: muil·pe·ren

Aussprache:

IPA: []
Hörbeispiele:   muilpeer (Info)

Bedeutungen:

[1] Schlag ins Gesicht

Herkunft:

Determinativkompositum aus muil → nlMaul“ und peer → nlBirne“, belegt seit 1530. Eines von vielen solchen 'lustigen' Komposita mit Früchten, die im 17. und 18. Jahrhundert gängig waren.[1]

Synonyme:

[1] oorvijg, oorveeg

Beispiele:

[1] Ik verkocht hem een muilpeer.
Ich gab ihm eine Ohrfeige

Charakteristische Wortkombinationen:

[1] een muilpeer verkopen

Übersetzungen

Bearbeiten
[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „muilpeer
[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „muilpeer
[1] Woordenboek der Nederlandsche Taal: „muilpeer

Quellen: