n Singular Plural

Wortform het geel de gelen

Diminutiv het geeltje de geeltjes

Worttrennung:

geel, Plural: ge·len

Aussprache:

IPA: [χel]
Hörbeispiele:   geel (Info)

Bedeutungen:

[1] die gelbe Farbe
[2] das Gelbe von einem Vogelei

Synonyme:

[2] eigeel

Beispiele:

[1] Geel is een primaire kleur.
Gelb ist eine Grundfarbe.

Übersetzungen

Bearbeiten
[1, 2] Van Dale Onlinewoordenboek: „geel
[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „Geel (kleur)
Positiv Komparativ Superlativ

Grundform geel geler geelst

Beugungsform gele gelere geelste

Worttrennung:

geel, Komparativ: ge·ler, Superlativ: geelst

Aussprache:

IPA: [χel]
Hörbeispiele:   geel (Info)

Bedeutungen:

[1] von gelber Farbe

Beispiele:

[1] Soms knippert het gele licht in een verkeerslicht.
Manchmal blinkt das gelbe Licht in einer Verkehrsampel.

Redewendungen:

[1] zich aan iets groen en geel ergerensich über etwas grün und blau ärgern

Charakteristische Wortkombinationen:

[1] Gele Zee, Gele Rivier, gele trui (gelbes Trikot)

Übersetzungen

Bearbeiten
[1–3] Van Dale Onlinewoordenboek: „geel
[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „geel
[1] etymologiebank.nl (Datenbank niederländischer und afrikaanser etymologischer Wörterbücher): „geel
[1] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „geel