Duits

Duits (Niederländisch)

Adjektiv

	Positiv	Komparativ	Superlativ
Grundform	Duits	-	-
Beugungsform	Duitse	-	-

Worttrennung:

Duits, keine Steigerung

Aussprache:

IPA: […]

Hörbeispiele: —

Bedeutungen:

[1] deutsch

Beispiele:

[1]

Übersetzungen

[1] deutsch

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „Duits“

[1] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „Duits“

[1] dict.cc Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „Duits“

[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „Duits“

[1] mijnwoordenboek Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „Duits“

[1] Langenscheidt Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „Duits“

Substantiv, n

n	Singular	Plural
Wortform	het Duits	—
Diminutiv	—	—

Worttrennung:

Duits

Aussprache:

IPA: [dœy̆ts]

Hörbeispiele:

Duits^(Info)

Bedeutungen:

[1] in Deutschland und angrenzenden Ländern gesprochene Sprache

Unterbegriffe:

[1] Hoogduits, Nederduits

Beispiele:

[1] Spreek jij Duits?

Sprichst du Deutsch?

[1] „Vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw komt ook het Nederduits sterk opzetten, als tegenhanger van Hoogduits [...]. Nederduits omvat dus zowel het Nederlands als het Duits dat in Noord-Duitsland wordt gesproken.“^[1]

Übersetzungen

[1] in Deutschland und angrenzenden Ländern gesprochene Sprache

Dänisch: tysk ^→ da u
Deutsch: Deutsch n

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „Duits“

[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „Duits“

↑ Fieke Van der Gucht, Johan De Caluwe, Mathilde Jansen, Nicoline van der Sijs, Atlas van de Nederlandse taal: Editie Vlaanderen, Lannoo (Verlag), 2018, S. 29

[1] Fieke Van der Gucht, Johan De Caluwe, Mathilde Jansen, Nicoline van der Sijs, Atlas van de Nederlandse taal: Editie Vlaanderen, Lannoo (Verlag), 2018, S. 29

[1]