weduwnaar

weduwnaar (Niederländisch)

Substantiv, m

m	Singular	Plural
Wortform	de weduwnaar	de weduwnaars
Diminutiv	het weduwnaartje	de weduwnaartjes

Worttrennung:

we·duw·naar, Plural: we·duw·naars

Aussprache:

IPA: […]

Hörbeispiele:  weduwnaar ^(Info), Plural:  weduwnaars ^(Info)

Bedeutungen:

[1] Mann, dessen Ehefrau gestorben ist

Beispiele:

[1] Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek werden in 2001 bijna achttienduizend Nederlanders weduwnaar, ruim 8 procent meer dan tien jaar geleden.

Der zentralen Statistikbehörde zufolge wurden 2001 fast achtzehntausend Niederländer Witwer, ungefähr 8 Prozent mehr als vor zehn Jahren.

Übersetzungen

 [1] Mann, dessen Ehefrau gestorben ist

Deutsch: Witwer Englisch: widower → en Französisch: veuf → fr m Spanisch:

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „weduwnaar“

[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „weduwnaar“

[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „weduwnaar“

Quellen: