blokfluit (Niederländisch) Bearbeiten

Substantiv, m, f Bearbeiten

m, f Singular Plural

Wortform de blokfluit de blokfluiten

Diminutiv het fluitje de fluitjes

 
[1] een blokfluit

Worttrennung:

blok·fluit, Plural: blok·flui·ten

Aussprache:

IPA: []
Hörbeispiele:   blokfluit (Info)

Bedeutungen:

[1] Blockflöte

Oberbegriffe:

[1] blaasinstrument, houtblaasinstrument (hout), muziekinstrument

Unterbegriffe:

[1] altblokfluit

Beispiele:

Zij speelt blokfluit.
Sie spielt Blockflöte.

Wortbildungen:

blokfluitist, blokfuitles, blokfluitpartij, blokfluitsolo, blokfluitsonate

Übersetzungen Bearbeiten

[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „blokfluit
[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „blokfluit
[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „blokfluit