Präsens Präteritum
1. Person Singular neem voor nam voor
2. Person Singular neemt voor nam voor
3. Person Singular neemt voor nam voor
Plural nemen voor namen voor
Konjunktiv Singular neme voor
Imperativ Singular neem voor!
Partizip voornemend voorgenomen

Worttrennung:

voor·ne·men, Partizip II: voor·ge·no·men

Aussprache:

IPA: []
Hörbeispiele:   voornemen (Info), Präteritum:   nam voor (Info), Partizip II:   voorgenomen (Info)

Bedeutungen:

[1] reflexiv: sich vornehmen, eine Absicht haben

Beispiele:

[1] Hij nam zich voor tien pond af te vallen.
Er nahm sich vor zehn Pfund zu verlieren.

Übersetzungen

Bearbeiten
[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „voornemen
[1] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „voornemen
[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „voornemen