tonijn
tonijn (Niederländisch)
Bearbeitenm | Singular | Plural
|
---|---|---|
Wortform | de tonijn | de tonijnen
|
Diminutiv | het tonijntje | de tonijntjes
|
Worttrennung:
- to·nijn, Plural: to·nijn·en
Aussprache:
Bedeutungen:
Oberbegriffe:
- [1] vis
Unterbegriffe:
- [1] witte tonijn, geelvintonijn, zwartvintonijn, blauwvintonijn, grootoogtonijn, gestreepte tonijn, hondstonijn
Beispiele:
- [1]
- [2] Ik hou niet van tonijn.
- Ich mag Thunfisch nicht.