o.t.t.
o.t.t. (Niederländisch)
BearbeitenAussprache:
- IPA: [oteˈte]
- Hörbeispiele: o.t.t. (Info)
Bedeutungen:
- [1] Grammatik: onvoltooid tegenwoordige tijd (buchst.: unvollendet gegenwärtige Zeit: Präsens.)
Beispiele:
- [1] De o.t.t. van het werkwoord zijn is ben, bent, is en zijn
- Das Präsens des Verbes zijn ist ben, bent, is und zijn