hond
hond (Niederländisch)
Bearbeitenm | Singular | Plural
|
---|---|---|
Wortform | de hond | de honden
|
Diminutiv | het hondje | de hondjes
|
Worttrennung:
- hond, Plural: hon·den
Aussprache:
Bedeutungen:
- [1] Hund
Oberbegriffe:
Unterbegriffe:
- [1] alpenhond, assistentiehond, bandhond, bastaardhond, beerhond, blindengeleidehond, bloedhond, boerenhond, boshond, bulhond, christenhond, dashond, diensthond, donderhond, drughond, drugshond, elandhond, faraohond, geleidehond, hasjhond, hazewindhond, helhond, hellehond, herdershond, heroïnehond, hoenderhond, hoerenhond, hofhond, huishond, hulphond, hyenahond, jachthond, jagershond, jodenhond, kankerhond, kardoeshond, keeshond, kermishond, kettinghond, kwartelhond, lassiehond, lawinehond, legerhond, leghond, leihond, lepelhond, luishond, maltezerhond, marterhond, moethond, mopshond, muidhond, muishond, naakthond, onderhond, otterhond, pariahond, patrijshond, poedelhond, politiehond, poolhond, prairiehond, rashond, reddingshond, rodehond, savannehond, schaapshond, schoothond, sennenhond, sint-bernardshond, sledehond, smoushond, snuffelhond, speurhond, spitshond, steppehond, straathond, superhond, tochthond, trekhond, vechthond, vijfhond, vleerhond, vogelhond, waakhond, wasbeerhond, waterhond, windhond, wolfshond, zeehond, zwerfhond
Beispiele:
- [1] De hond is een gedomesticeerde ondersoort van de wolf.
- Der Hund ist eine domestizierte Unterart des Wolfes.
Sprichwörter:
Wortbildungen:
- hondachtig, hondenasiel, hondenbaan, hondenbelasting, hondenbrokken, hondendraf, hondenfeest, hondenfluitje, hondenfokker, hondengeleider, hondengevecht, hondenhok, hondenhuis, hondenkar, hondenkop, hondenkot, hondenleven, hondenlijn, hondenlintworm, hondenlul, hondenneuker, hondenpenning, hondenpiemel, hondenpoep, hondenrace, hondenras, hondenrib, hondenriem, hondenschool, hondenslager, hondenslee, hondenstamboek, hondenteek, hondentoilet, hondentraining, hondentrimmer, hondentrouw, hondenuitlaatstrook, hondenvanger, hondenvlees, hondenvlo, hondenwacht, hondenwachter, hondenweer, hondenziekte, hondenzoon, honds, hondsaap, hondsberoerd, hondsbloem, hondsbrutaal, hondsdagen, hondsdol, hondsdraf, hondsgras, hondshaai, hondskruid, hondsmoe, hondsmoeilijk, hondspeterselie, hondsribbe, hondsroos, hondstand, hondstong, hondstrouw, hondsviooltje, hondsvlieg, hondsvot
Übersetzungen
Bearbeiten- [1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „hond“
- [1] Van Dale Onlinewoordenboek: „hond“
- [1] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „hond“
- [1] Langenscheidt Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „hond“
- [1] dict.cc Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „hond“
- [1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „hond“
- [1] mijnwoordenboek Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „hond“