m Singular Plural

Wortform de hond de honden

Diminutiv het hondje de hondjes

Worttrennung:

hond, Plural: hon·den

Aussprache:

IPA: [ɦɔnt], Plural: [ˈɦɔndən]
Hörbeispiele:   hond (Info), Plural:   honden (Info)
Reime: -ɔnt

Bedeutungen:

[1] Hund

Oberbegriffe:

[1] carnivoor, huisdier

Unterbegriffe:

[1] alpenhond, assistentiehond, bandhond, bastaardhond, beerhond, blindengeleidehond, bloedhond, boerenhond, boshond, bulhond, christenhond, dashond, diensthond, donderhond, drughond, drugshond, elandhond, faraohond, geleidehond, hasjhond, hazewindhond, helhond, hellehond, herdershond, heroïnehond, hoenderhond, hoerenhond, hofhond, huishond, hulphond, hyenahond, jachthond, jagershond, jodenhond, kankerhond, kardoeshond, keeshond, kermishond, kettinghond, kwartelhond, lassiehond, lawinehond, legerhond, leghond, leihond, lepelhond, luishond, maltezerhond, marterhond, moethond, mopshond, muidhond, muishond, naakthond, onderhond, otterhond, pariahond, patrijshond, poedelhond, politiehond, poolhond, prairiehond, rashond, reddingshond, rodehond, savannehond, schaapshond, schoothond, sennenhond, sint-bernardshond, sledehond, smoushond, snuffelhond, speurhond, spitshond, steppehond, straathond, superhond, tochthond, trekhond, vechthond, vijfhond, vleerhond, vogelhond, waakhond, wasbeerhond, waterhond, windhond, wolfshond, zeehond, zwerfhond

Beispiele:

[1] De hond is een gedomesticeerde ondersoort van de wolf.
Der Hund ist eine domestizierte Unterart des Wolfes.

Sprichwörter:

blaffende honden bijten niet

Wortbildungen:

hondachtig, hondenasiel, hondenbaan, hondenbelasting, hondenbrokken, hondendraf, hondenfeest, hondenfluitje, hondenfokker, hondengeleider, hondengevecht, hondenhok, hondenhuis, hondenkar, hondenkop, hondenkot, hondenleven, hondenlijn, hondenlintworm, hondenlul, hondenneuker, hondenpenning, hondenpiemel, hondenpoep, hondenrace, hondenras, hondenrib, hondenriem, hondenschool, hondenslager, hondenslee, hondenstamboek, hondenteek, hondentoilet, hondentraining, hondentrimmer, hondentrouw, hondenuitlaatstrook, hondenvanger, hondenvlees, hondenvlo, hondenwacht, hondenwachter, hondenweer, hondenziekte, hondenzoon, honds, hondsaap, hondsberoerd, hondsbloem, hondsbrutaal, hondsdagen, hondsdol, hondsdraf, hondsgras, hondshaai, hondskruid, hondsmoe, hondsmoeilijk, hondspeterselie, hondsribbe, hondsroos, hondstand, hondstong, hondstrouw, hondsviooltje, hondsvlieg, hondsvot

Übersetzungen

Bearbeiten
[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „hond
[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „hond
[1] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „hond
[1] Langenscheidt Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „hond
[1] dict.cc Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „hond
[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „hond
[1] mijnwoordenboek Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „hond