ziekenhuis (Niederländisch) Bearbeiten

Substantiv, n Bearbeiten

n Singular Plural

Wortform het ziekenhuis de ziekenhuizen

Diminutiv het ziekenhuisje de ziekenhuisjes

 
[1]

Worttrennung:

zie·ken·huis, Plural: zie·ken·hui·zen

Aussprache:

IPA: []
Hörbeispiele:   ziekenhuis (Info), Plural:   ziekenhuizen (Info)

Bedeutungen:

[1] Krankenhaus

Synonyme:

[1] hospitaal

Beispiele:

[1] Ruud is arts en werkt in een ziekenhuis.
Ruud ist Arzt und arbeitet in einem Krankenhaus.

Übersetzungen Bearbeiten

[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „ziekenhuis
[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „ziekenhuis
[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „ziekenhuis