politie

politie (Niederländisch)

Substantiv, f

f	Singular	Plural
Wortform	de politie	—
Diminutiv	—	—

Worttrennung:

po·li·tie, kein Plural

Aussprache:

IPA: [poˈlitsi], [poˈlisi]

Hörbeispiele:  politie ^(Info)

Bedeutungen:

[1] Polizei

Herkunft:

Entlehnung aus dem Griechischen πολιτεία (politeía) „Staatsverwaltung, Regierung“

Synonyme:

[1] politiemacht

Gegenwörter:

[1] crimineel, misdadiger, overvaller

Oberbegriffe:

[1] overheidsmacht, uitvoerende macht

Unterbegriffe:

[1] gemeentepolitie, grenspolitie, luchthavenpolitie, oproerpolitie, rijkspolitie, verkeerspolitie, zedenpolitie; (Belgien) Gerechtelijke Politie

Beispiele:

[1] In nood kunt u altijd de politie bellen.

Im Notfall immer die Polizei anrufen.

[1] De politie was getipt.

Die Polizei hat einen Tipp bekommen.

[1] De politie kon de kwade drugshandelaar arresteren en opsluiten.

Die Polizei kann den üblen Drogenhändler verhaften und wegschließen.

Redewendungen:

[1] met de politie kennis maken: mit der Polizei Bekanntschaft machen.

[1] een bekende van de politie zijn: polizeibekannt sein.

Charakteristische Wortkombinationen:

[1] naar de politie stappen, de politie inschakelen, aan de greep van de politie ontkomen; bereden politie , geheime politie , lokale politie , militaire politie ; hoofdbureau van de politie ; aanrijding, dieven snorren, in beslag nemen, met de wapenstok (tegen iemand) optreden, veel tips natrekken, verkeer regelen

Wortbildungen:

[1] politieacademie, politieafzetting, politieagent, politieambtenaar, politie-aangifte, politieapparaat, politiearts, politieauto, politiebericht, politieberscherming, politiebewaking, politieblad, politieblauw, politiebureau, politiebusje, politiecamera, politiecel, politiechef, politiecommandant, politiecommissaris, politiecomputer, politiedienst, politiedistrict, politieel, politiefilm, politiefuik, politiehond, politie-inval, politie-informant, politie-informatie, politie-inspecteur, politiekaart, politiekapel, politiekazerne, politiekogel, politiekordon, politiekorps, politiemacht, politieman, politieonderzoek, politie-opleidingsschool, politieoptreden, politiepatrouille, politiepenning, politiepost, politieradio, politierapport, politierecht, (Belgien) politierechtbank, politierechter, politieregio, politieregister, politiereglement, politieserie, politiestaat, politie-surveillant, politietaak, politieteam, politietoezicht, politieverordening, politievoorschrift, politiewerk, politiewet, politiewetenschappen (Pluraletantum), politiewezen, politiezaak, politioneel

polizeiliche Institutionen in den Niederlanden und Belgien:

Bureau Landelijk Management Development politie en brandweer (LMD) = Büro für die landesweite Managemententwicklung für Polizei und Feuerwehr,

Centraal Examenbureau Politie (CEP) = Zentrale Prüfungsamt der Polizei,

Commissie Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken (CGOP) = Kommission zur Findung von Tarifabschlüssen für die Polizei,

Politie Instituut Verkeer en Milieu (PIVM) = Polizei-Institut für Verkehr und Umwelt,

Politie Onderwijs-en Kenniscentrum (LSOP) = Zentrum der Polizei für Unterricht und Wissen beziehungsweise Bildungs- und Kompetenzzentrum der Polizei,

Politie Instituut Openbare Orde en Gevaarsbehersing (PIOG) = Polizei-Institut für öffentliche Ordnung und Gefahrenabwehr,

School voor Politie Leiderschap (SPL) = Schule für polizeiliche Führungskompetenz

Übersetzungen

 [*] Übersetzungen umgeleitet

Für [1] siehe Übersetzungen zu Polizei

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1] politie im niederländischen Wiktionary

[1] politie in der niederländischen Online-Ausgabe der Van Dale-Enzyklopädie

Substantiv, m

m	Singular	Plural
Wortform	de politie	de polities
Diminutiv	het politietje	de politietjes

Worttrennung:

po·li·tie, Plural: po·li·ties

Aussprache:

IPA: [poˈlitsi], [poˈlisi]

Hörbeispiele:  politie ^(Info)

Bedeutungen:

[1] umgangssprachlich: Polizist

Herkunft:

Kurzwort für politieagent, politieman

Synonyme:

[1] agent, politieagent, politieambtenaar, politiebeambte, politieman; (umgangssprachlich) flik

Gegenwörter:

[1] militair, soldaat

Oberbegriffe:

[1] ambtenaar, beambte, bewindsman

Unterbegriffe:

[1] aspirant-commissaris (van politie), commissaris (van politie), aspirant-inspecteur (van politie), (Belgien) aspirant-hoofdinspecteur (van politie), inspecteur (van politie); chef van de politie, lid van de militaire politie, officier van de militaire politie

Beispiele:

[1]

Übersetzungen

 [*] Übersetzungen umgeleitet

Für [1] siehe Übersetzungen zu Polizist

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1] politie in der niederländischen Online-Ausgabe der Van Dale-Enzyklopädie

Ähnliche Wörter (Niederländisch):

ähnlich geschrieben und/oder ausgesprochen: polis, politiek, pollutie, polisie, polities, poliţie